Vandaag was ik de hele dag bij Mees. Het is fijn om bij hem te zijn. Zijn lach en zijn enthousiasme werken erg aanstekelijk. Een bijna magische wisselwerking ontstaat als we elkaar zien.
In het prille begin noemde ik hem ‘die leuke puber’, die niet de hele dag op z’n smartphone kijkt, die je vaak aankijkt en naar je lacht, die niet klaagt, die graag naar musea gaat, die het fantastisch vindt om samen met je te gaan fietsen en wandelen. Ruim twee jaar werk ik nu met hem en het blijft leuk.
Bij binnenkomst maak ik direct contact, zet een muziekje op en bereid o.a. de darmspoeling voor. Natuurlijk laat ik ook een paar boeren, inmiddels mijn handelsmerk (als ik bij Mees ben). Mees was in z’n hum en had zin in de dag. Hij voelde wel een beetje warm, maar leek geen koorts te hebben.
Na het ochtendritueel, ontbijt, was vouwen en voorlezen vroeg ik Mees of hij zin had om op stap te gaan met de bus. Hij begon te stralen. “Waar wil je naar toe?” Dit keer geen reactie, maar misschien seinde hij toch zijn wens door, want ik kreeg ineens Landgoed Staverden door. Ik was hier met Mees in september 2020, toen ik twee weken in een stacaravan verbleef in de buurt van Elspeet. Staverden heeft sinds 1298 stadsrechten, maar het is er nooit van gekomen om er een echte stad van te maken. Een kniesoor die er op let. Staverden wordt trouwens ook wel gekscherend de kleinste ‘stad’ van Nederland genoemd.
Het was vrijwel windstil, niet eens zo grauw en 9 graden. Kortom een perfecte dag om te wandelen. Het landgoed bestaat uit een prachtig wit gebouw met een, jawel, eigen brouwerij, die gelukkig dicht was. Drinken tijdens werktijd is not done. Er is verder een prachtige botanische tuin met heel veel bomen. Mees houdt van (tover)bomen.
We hebben twee paaltjes routes gelopen wat neerkomt op zo’n 7 km. Bij allerlei bomen hebben we gevraagd of ze een toverboom zijn, verwijzend naar Mees z’n favoriete liedje “De boom staat stil” van Dirk Scheele. Mees vond het prachtig en was heel vrolijk, maar was wel een beetje bleek in z’n gezicht en voelde warm.
Op de terugweg, ter hoogte van het Wilbrinksbos, kreeg Mees een epileptische aanval in de bus. Gelukkig was er een parkeerplaats. Ik streelde door z’n haar en over zijn gezicht en liet een paar boeren, maar Mees reageerde er niet op. Het was alsof hij onder stroom stond. Hij verstijfde en maakte rare geluiden en z’n ogen draaiden. Herhaaldelijk vroeg ik Mees heel rustig of hij terug wilde komen. Na een paar minuten reageerde hij weer. Hij trilde nog een beetje, maar kreeg een glimlach op z’n gezicht. Bij thuiskomst direct de temperatuur gecheckt; geen koorts. Ach, misschien was hij gewoon moe.
Ondanks het voorval op de terugweg was het een fijne dag samen.