Mag ik je een knuffel geven?

Vandaag was ik bij Hans in Bussum. Hans heeft Parkinson-achtige klachten. Ik schrijf regelmatig over hem en zijn struggle, maar ook over de vele mooie momenten die we samen hebben.

Bron foto: eigen foto van Hans z’n fiets met boodschappen

Elke woensdagochtend als ik zijn voordeur achter mij dicht doe, roep ik “Goedemorgen” en luister dan aandachtig in stilte naar zijn reactie. Hij riep iets onverstaanbaars, maar ik reageerde door direct naar boven te gaan. Geen tijd voor vriendelijke woorden, sterker nog, vriendelijkheid is op zo’n moment zelfs ongepast. Hij zat voorovergebogen op zijn knieën naast zijn bed en was naakt. Ik realiseer mij dat dit een zeer persoonlijk detail is en weeg mijn woorden dan ook zorgvuldig af. De reden, dat ik dit noem is om het taboe van bloot in het werk van (ont)zorgverlener te doorbreken en uit te leggen hoe het is om totaal off te zijn. Ja, ik was en douche wekelijks een paar mannen (er zijn nog geen vrouwelijke cliënten op m’n pad gekomen), waar ik mee werk, maar bij Hans is dit niet nodig. Hij kan heel veel zelf. Soms help ik hem met de stoelgang, of plassen, maar meestal is ook dat niet nodig.

Hans is meestal naakt, als hij off is. Kleding zit hem dan letterlijk en figuurlijk in de weg. Zijn zintuigen zijn op zo’n moment overgevoelig. Hij heeft het dan ook heel snel koud, terwijl de temperatuur op zijn slaapkamer bij mij de gedachte aan een sauna oproept. Vaak verontschuldigt hij zich voor zijn naaktheid. Mijn reactie is steevast; “Hans, ik ben in jouw huis en wat jij in jouw huis doet moet je helemaal zelf weten. Het maakt voor mij geen verschil” Hij blafte iets over een blauwe en ik wist direct dat hij een blauwe capsule bedoelde. Eerder schreef ik over co-factoren, waar zijn lichaam een enorme behoefte aan heeft, als gevolg van jarenlange tekorten door veel stress. Bij neurologie wordt hier helaas (nog) niet op gefocust. Het is geen onderdeel van de studie. In mijn eerdere blogs ga ik hier verder op in. Lang verhaal kort; Hans maakt thuis zijn eigen mix van mineralen en vitaminen en laat dit door een team van ‘pillendraaiers’, zoals hij dit noemt, in capsules persen. Verder vult dit aan met voeding. Vooral niet te veel eiwitten. Ik meng ook soms de supplementen met behulp van een vijzel.

Ik stopte de blauwe capsule in zijn mond en pakte een soort tuitbeker met water en een rietje. “Laat staan!, beet hij mij half verstaanbaar toe en pas nadat hij het drie keer herhaald had, begreep ik wat hij bedoelde. Rustig zette ik de fles water terug. Daarna blafte hij “Ga weg!” Een blaffende Hans bijt echt niet. Als hij off is, kan hij geen volzinnen maken, alles stagneert, maar hij weet precies wat hij op dat moment nodig heeft. De frustratie, dat hij dit niet zelf kan, maakt hem boos en gefrustreerd. Dit is volledig van hem, niet van mij. Dit heb ik in het begin benoemt. Hij beaamt dat en verontschuldigt zich vaak. Niet nodig. De taal van iemand, die off is, is simpelweg anders. Dit vertelde ik in het verleden vaak aan nieuwe begeleiders. Vat het niet persoonlijk op, en blijf vooral in de helpende modus. Wordt zelf niet boos. In het begin overkwam mij dat namelijk. Ik ging terug blaffen, omdat ik het persoonlijk opvatte. Dit helpt echt niet.

“Ik ga de keuken opruimen” zei ik tegen hem. Hij mompelde iets van “laat de woonkamerdeur open, zodat je me kunt horen”. Ook riep hij nog iets over een boodschappenlijstje. “Ik ga eerst zelf kijken en dan stem ik het met je af”.   In de keuken maakte ik eerst z’n ontbijtje en bracht het boven. Hij lag languit op z’n bed en dat is een goede plek als hij off is. Verder checkte ik de inhoud van z’n koelkast en vinkte in m’n ‘notities’ app op m’n telefoon aan wat aangevuld moest worden. Ineens hoorde ik een geluidje. Het bleek Hans te zijn, die zacht riep. Ik ging gauw naar boven. Of ik de deurstopper weg wilde halen, zodat de slaapkamerdeur op een kier kon ipv helemaal open. Hij had het koud, terwijl het volgens mij wel 50 graden was.

Enfin het boodschappenlijstje was klaar, de keuken best weer netjes en gelijk weer naar boven. Het ging hem beter. Ik zei dat ik over 10 minuten weer naar boven zou komen.  Tijd voor een bakkie koffie. Na 10 minuten stond hij naast z’n bed, had weer kleding aan en had praatjes. De blauwe capsule werkte snel. Door zijn ongeschoren hoofd vond ik hem op Jules Deelder lijken. Hij lachte er om en zei dat hij de prins van de nacht was. “Nee joh, burgemeester van de nacht. Als jij een zwart pak aantrekt, denken de mensen dat Jules nog leeft”. We lachten en ineens voelde ik mijn ogen een beetje branden en merkte dat het mij ontroerde om hem zo te zien. Die strijd elke dag, maar toch weer doorgaan en ook weer ruimte om te lachen. “Misschien vind je het een beetje gek klinken, maar mag ik je een knuffel geven?”. Hij keek een beetje verrast maar kwam naar me toe. We hielden elkaar even stevig vast, niet te lang hè, kom op zeg. “Wat ben je toch een mooie kerel”.

Even later fietste ik door Bussum naar allerlei winkels; van de Karwei naar de AH, van de Zeeman naar de Nettorama enzo. Ik moest twee keer fietsen omdat ik de boodschappen niet in één keer kon vervoeren. Eenmaal thuis hebben we nog een tijdje met elkaar gesproken. Hij pakte zijn gitaar en begon een beetje te jammen. Goed voor de motoriek en welbevinden. Ik gaf aan dat ik weer eens op ‘huus an ging’. Hij bedankte me voor mijn diensten en ik liet hem goedgehumeurd achter. Een mooie ochtend bij een mooi mens.

Bron foto: eigen foto twee weken geleden in bos bij Bussum na bezoek oogpoli